Mirka Janssen: ‘Kinderen moeten meer bewegen, maar studenten ook’

9 januari 2019 2772 Bekeken
Beeld:

Pixabay | Gym, voetballen, basketballen of een stuk wandelen: bewegen is goed voor de gezondheid voor kinderen.

Geplaatst door
Jorieke van Noorloos
Op
9 januari 2019

Kinderen bewegen te weinig, dus hoe krijg je ze vaker op het klimrek? Dat onderzoekt Mirka Janssen, per 1 januari persoonlijk lector Bewegen In en Om School. Maar: ‘Ook studenten moeten meer bewegen, bijvoorbeeld door een potje basketbal in de pauze.’

Janssen is geen onbekend gezicht op de hogeschool: al sinds 2008 werkt ze er als docent. Toen de lector van de ALO  in 2017 vertrok, begon ze leiding te geven aan het team onderzoekers.


Onderzoek naar kinderen met een motorische achterstand doet ze al langer, vanaf dit jaar gaat ze dat verder uitbouwen. Dit doet ze niet alleen met haar team, maar ook met ALO-studenten. Die er ook nog eens studiepunten mee verdienen.

‘Als kinderen weinig bewegen, hebben ze er ook minder plezier in’

Maar hoe slecht is het gesteld met de kinderen? Bij volwassenen hoor je steeds vaker dat ‘zitten het nieuwe roken is’, en dat gaat in een andere vorm ook op voor kinderen. ‘Kinderen zitten gemiddeld 4,5 uur per dag, en dat is niet goed voor hun gezondheid’, vertelt Janssen. ‘Door vaker te bewegen, ontwikkelen ze hun motoriek beter en leren ze om te gaan met sociale situaties – doordat ze met anderen spelen. Ook voor hun taal en spraak is dat belangrijk.

 

‘Als kinderen weinig bewegen, hebben ze er ook minder plezier in, doordat ze niet goed met leeftijdgenootjes mee kunnen doen die geen achterstand hebben. Terwijl het zo belangrijk is voor de gezondheid.’

Beeld: Beeld: Hogeschool van Amsterdam | Mirka Janssen: ‘Kinderen zitten gemiddeld 4,5 uur per dag’

Sporten in de pauze

Op een bepaalde leeftijd moeten kinderen een bal kunnen vangen, huppelen en balanceren. Voor hun onderzoek volgt het team van Janssen al vijf jaar lang 5.000 Amsterdamse kinderen van dertig verschillende scholen. Daarvan heeft 20 procent een matige tot ernstige motorische achterstand. Deze kinderen kunnen de eerder genoemde activiteiten dus niet goed uitvoeren. Je zou zeggen: dat leren ze later wel. ‘Integendeel’, legt Janssen uit. ‘Bijna 65 procent van de leerlingen in groep 3 met een matige achterstand heeft die drie jaar later nog steeds, of zelfs een ernstigere achterstand.’


Janssen: ‘Voor studenten zou het ook beter zijn om meer te bewegen, bijvoorbeeld door een potje te gaan basketballen in de pauze. Ik heb zelf natuurlijk vooral te maken met ALO-studenten, die over het algemeen beter en vaker bewegen dan andere groepen. Maar ook bij andere studies is het belangrijk om minder stil te zitten, want door in de pauze te sporten, sla je later veel beter je studiestof op.’

Het uiteindelijke doel van het HvA-onderzoek is het voorkomen van een motorische achterstand bij kinderen. Een groot deel is de afgelopen jaren al onderzocht, nu wordt gekeken wat er in de praktijk extra kan worden gedaan. ‘We hebben bekeken wat er in de gymzalen moet gebeuren en hoe docenten, jeugdartsen en fysiotherapeuten beter kunnen samenwerken om de moeilijk bewegende kinderen er sneller uit te vissen’, legt Janssen uit.