Van corporaal milieu naar de diverse HvA: ‘Studenten openden mijn ogen’

10 september 2024
Beeld:

Pixabay (bewerking: HvanA)

Geplaatst door
Binnert de Beaufort
Op
10 september 2024

Lange tijd verbleef hij in een corporaal milieu, een elite-bubbel met zijn eigen ongeschreven regels. Tót hij les begon te geven aan de HvA. Docent Binnert de Beaufort beschrijft in dit essay hoe zijn omgang met studenten zijn blik op de wereld heeft verrijkt. ‘Identiteit is veranderlijk.’

Mijn eerste baan was redacteur bij de maandelijkse zakenglossy Quote – die van de vijfhonderd rijkste Nederlanders. Mijn baas was Jort Kelder. Bij mijn sollicitatiegesprek – het was ergens in de herfst van 1997 – stelde hij mij, met de benen op zijn bureau, vooral vragen die niets met de journalistiek te maken hadden. Hoeveel geld mijn familie had. Of we een landgoed hadden.

 

Hij keurde het morsige, grijze pak dat ik droeg en waar volgens hem weinig aan deugde. Ik werd aangenomen. Achteraf denk ik dat dat voor een deel te maken had met het simpele feit dat ik volgens de Nederlandse wet van adel ben. Verarmde adel zelfs, dat vond Kelder helemaal prachtig, omdat hij nu eenmaal graag met een romantische bril naar de wereld kijkt – wat zijn zicht op de werkelijkheid soms wellicht een beetje vertroebelt. Toen hij hoorde dat ik daarnaast ook nog eens “links” was, kon hij zijn geluk niet op. Een linkse, verarmde jonkheer.

 

Zo gaf Jort mij een identiteit. En aanvankelijk vond ik dat prima. Voordat ik bij Quote kwam te werken, liep ik ietwat verloren door de wereld. Ik was te lang blijven hangen in het studentenleven, dronk en rookte te veel, droomde vaag van een bestaan in de journalistiek, maar nam geen enkel initiatief om die droom daadwerkelijk te realiseren. Het was te danken aan een vriendin die al bij Quote werkte, dat ik van de vacature op de hoogte kwam.

Mijn hele leven speelde zich af in een milieu dat al vanaf mijn geboorte hetzelfde was: wit, hoogopgeleid, corporaal

Uiteindelijk bleef ik acht jaar bij Quote. Ik schreef verhalen over de adel, over landgoederen, over vochtige familiehuizen die met paperclips en plakband overeind werden gehouden en bemoste stenen paden in overwoekerde tuinen. In mijn laatste jaar bij Quote schreef ik de roman Blauw Bloed, die zich afspeelde in een adellijk milieu in het Den Haag van de jaren tachtig, toen ik naar de middelbare school ging. Het bevatte autobiografische elementen, zoals de dansles die ik van mijn moeder moest volgen, onder leiding van de legendarische “hofdansleraar” Eddy Kuipers.

 

Na Quote schreef ik totaal andere verhalen voor andere bladen, maar ondertussen speelde mijn hele leven zich af binnen een milieu dat eigenlijk al vanaf mijn geboorte min of meer homogeen was gebleven: wit, hoogopgeleid, corporaal. Een kaste waar de adel ook toe behoort en die zich laat kennen door ongeschreven regels, door de woorden die je wel en vooral niet gebruikt, je tafelmanieren, de kleding die je draagt. Een elite die mensen buitensluit zonder actief buiten te sluiten, want de conventies zijn zo subtiel en tegelijkertijd zo sterk, dat outsiders zich er vanzelf niet thuis voelen, laat staan dat ze zin zouden hebben om de code te kraken.

Beeld: Pepijn Kouwenberg | Binnert de Beaufort

En toen werd ik in 2010 leraar schrijven en journalistiek bij de HvA. Bij een opleiding die toen nog Media, Informatie en Communicatie heette. Pas op de HvA maakte ik voor het eerst op grote schaal kennis met mensen die écht een andere achtergrond hadden dan ik. Dat gold in mindere mate voor de docenten als voor de studenten, maar ook die eerste groep bleek een stuk diverser dan de club waarin ik mij daarvoor begaf.

 

Het waren vooral de studenten die mij de ogen openden naar andere werelden, misschien wel naar de samenleving. De eerste jaren waren dat voornamelijk echte Noord-Hollanders, West-Friezen, uit dorpen als Westknollendam of Castricum. Maar ook uit Alkmaar, Enkhuizen, Purmerend en Hoorn. Tegenwoordig lijken er ook steeds meer Amsterdammers mijn opleiding te volgen.

 

Eigenlijk komen de studenten overal vandaan: van de Bijlmer tot Weert, van Emmen tot Cuijk. Maar nog buiten de geografische diversiteit, is er die andere diversiteit. Die jongen, die ’s nachts moet werken in een fabriek om het gezinsinkomen aan te vullen, dat meisje, dat als eerste van haar familie het hoger onderwijs heeft bereikt, die kakker uit Laren die met zijn dispuut naar Zuid-Afrika gaat, die Syrische jongen die op een bootje de Middellandse Zee is overgestoken, dat meisje dat nu ook echt biologisch een meisje is, de non-binaire persoon die gewoon wil zijn wie hen is.

Als je echt een ander wilt ontmoeten, dan leer je dat het niet gaat om tafelmanieren, maar medemenselijkheid

Op de hogeschool komt de hele maatschappij voorbij met alles wat daarbij hoort: armoede en rijkdom, dakloosheid, seksueel misbruik, mantelzorg, complotdenken, adhd, autisme, rouwverwerking, ziekte, liefde, discriminatie, racisme, miskenning, succes, mislukking.

 

Je identiteit heeft niet alleen te maken met wie jij bent, maar ook hoe je door anderen gevormd vormt. En alle studenten die ik de afgelopen dertien jaar ben tegengekomen, die ik in meer of mindere mate heb leren kennen, met al hun verschillende achtergronden en levens, hebben iets gedaan met mijn blik op de ander. Ze hebben die blik verrijkt.

 

Sinds ik kinderen heb, geloof ik sterk in het bestaan van een onveranderlijke ziel, zo totaal ‘eigen’ zijn mijn dochters. Maar identiteit is veranderlijk. In welke mate? Dat heeft te maken met de mensen die je op je levenspad ontmoet. En als je echt andere mensen wilt ontmoeten, dan leer je dat het niet gaat om tafelmanieren, of om goede en foute woorden, of iemand wel of niet corpslid is geweest, maar om medemenselijkheid. Zo blijft mijn identiteit continu in beweging en ik vaar daar wel bij.



Een langere versie van dit essay verscheen ook in het nieuwe papieren magazine van HvanA. Je vindt het magazine hier en op alle campussen van de HvA.