Polarisatie tegengaan? ‘Laat jongeren het moeilijke gesprek voeren met elkaar’
Hoe ga je polarisatie tegen? Misschien wel in het onderwijs, denken onderzoekers van het lectoraat Burgerschapsonderwijs. Juist in de klas moeten jongeren leren het moeilijke gesprek met elkaar te voeren, zelfs al liggen de standpunten ver uiteen. ‘Dat is een taak die ook de HvA serieuzer moet nemen.’
Ben je voor Israël of steun je Palestina? De klimaatactivisten of de boeren? En support je de regenboogvlag of niet? Ook in Nederland bestaan steeds duidelijkere kampen in discussies over de maatschappij, terwijl de realiteit vaak niet zo zwart-wit is.
Driekwart van de Nederlanders heeft het idee dat de polarisatie in ons land toeneemt. Hessel Nieuwelink, lector burgerschapsonderwijs aan de HvA, kent het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau.
‘Terwijl het eigenlijk best wel meevalt hoe verschillend Nederlanders over bepaalde onderwerpen denken’, vertelt Nieuwelink. Zo verdeeld als de Verenigde Staten zijn we volgens hem nog lang niet. ‘En als je het vergelijkt met de jaren zeventig, lopen onze standpunten eigenlijk niet meer uiteen dan toen.’
Dat neemt alleen niet weg dat het wij-zij-gevoel in ons land wel zo ervaren wordt. ‘En dat is een zorgelijke ontwikkeling’, aldus Nieuwelink. ‘Te veel polarisatie kan slecht zijn voor de sociale cohesie in het land. Wat we vooral moeten voorkomen is dat er een klimaat ontstaat waarin we het gesprek niet meer aangaan met mensen die er anders instaan dan jij.’
Burgerschap
En dat is waar het onderwijs een rol moet spelen. Juist hier, in de klas, in de “minimaatschappij” die een school kan zijn, moeten jongeren leren de discussie met elkaar aan te gaan, vindt Nieuwelink. Onderwerpen die gevoelig liggen in de maatschappij, bereiken immers ook razendsnel het klaslokaal.
In de bieb van het Kohnstammhuis is hij samen met collega Yaël Weening aangeschoven om het daarover te hebben. Zij doet bijzonder onderzoek: ze vraagt zich af hoe je als docent jongeren het gesprek kunt laten aangaan, juist over controversiële onderwerpen.
Weening onderzoekt wat derde- en vierdeklassers op de middelbare school prettig discussiëren vinden, en wat docenten beter wel en niet kunnen doen. Uiteindelijk volgt daar een lessenserie uit. In de lessen gaat het over LGBTQ-rechten en het slavernijverleden. ‘Onderwerpen waarbij leerlingen soms lijnrecht tegenover elkaar staan’, ziet Weening.
‘Veel jongeren zijn het überhaupt helemaal niet zo gewend om hun mening te laten horen’
‘Of waar juist maar één dominant geluid aanwezig is.’ De klas is soms net een afspiegeling van de maatschappij, merkt zij tijdens de lessen. ‘Je hebt bijvoorbeeld ook vaak een stil midden van leerlingen in de klas. Veel jongeren zijn het überhaupt helemaal niet zo gewend om hun mening te laten horen. Als er geen ruimte wordt gegeven aan wat zij erover te zeggen hebben, klinken ook in de klas vaak alleen de meer extreme standpunten.’
Even oefenen is het wel. Weening: ‘Als het in de lessen bijvoorbeeld over het woord gender gaat, zie je veel leerlingen gelijk heel allergisch reageren.’ Een beetje zoals dat gaat met een post op social media die irritatie opwekt. ‘Maar als zo’n lessenserie een tijdje bezig is, zie je leerlingen beseffen dat je er eigenlijk op veel manieren over na kunt denken. En: dat het niet gaat over wie er gelijk heeft. Dat even luchten met elkaar soms ook al ontzettend waardevol is. In het onderwijs zou daar meer ruimte voor mogen bestaan.’
Allergische reactie
Het onderzoek van Weening lijkt afgelopen jaar alleen maar relevanter geworden. Het was het jaar waarin vooral het Israël-Palestina conflict voor veel emoties zorgde, ook in het onderwijs.
Volgens de VO-raad, een vereniging van middelbare scholen, zorgde het conflict ook voor polarisatie in de klas. Op universiteiten zouden Joodse studenten zich geregeld onveilig voelen, terwijl andere groepen studenten en medewerkers juist vonden dat er veel te weinig aandacht was voor het lot van de Palestijnse bevolking. Het leidde tot grote protesten.
Juist in zulke crisissituaties kan en moet de discussie in het onderwijs op gang komen, zonder dat een docent de “juiste” mening doordrukt. Weening: ‘Leerlingen zijn daar gevoelig voor. Ik sprak een tijdje geleden in de klas twee islamitische meisjes, die mij vertelden dat een van hun leraren hun religie een sprookje had genoemd. Die meisjes hadden daardoor lang het idee dat ze bij hem zichzelf niet mochten zijn.’
‘Studenten moeten leren om moeilijke gesprekken over de maatschappij met elkaar te voeren’
In het mbo en hbo steken zulke gevoeligheden net zo goed de kop op, vult Nieuwelink aan. ‘Ik hoorde in het mbo mijn collega-docenten weleens zeggen: “Ik heb niets tegen Paarse Vrijdag, maar waarom moet het op vrijdag? Voor mij is dat een heilige dag.” Dat zette me wel aan het denken.’
Elkaar leren kennen
Op school mag je leren dat er een ander standpunt dan het jouwe bestaat, kortom. Makkelijk is dat niet. Ook omdat sommige zaken ‘niet-onderhandelbaar’ zijn, vertelt Nieuwelink. Je kunt in de klas wel een discussie voeren over de LGBTQ-community, je wil jongeren ook bijbrengen dat je de rechten van mensen niet kunt ontzeggen.
Neem het feit dat de HvA een regenboogvlag op de campus laat wapperen. Studenten kunnen zo’n keuze ervaren als iets dat indruist tegen hun principes, hun religie, hun identiteit, hun waarden. Dat kan heus; toch ligt hier wel een grens die het onderwijs moet bewaken, vindt Nieuwelink.
‘Bij het eerste gesprek op de HvA over Israël-Gaza voelden veel studenten en medewerkers zich onveilig’
‘Omdat dat gaat over mensenrechten van LGBTQ’ers, rechten die je niet ter discussie mag stellen. Ook hier, bij zo’n regenboogvlag, gaat het om ruimte geven aan elkaar, in dit geval aan minderheidsgroepen. Persoonlijk denk ik in dit soort situaties ook: stel je niet aan en luister eens naar het verhaal van iemand anders. Dat de vlag er hangt, betekent nog niet dat je zelf homoseksueel hoeft te zijn.’
De taak om het gesprek over controversiële onderwerpen met jongeren te voeren, stopt niet bij middelbare scholen. Ook de HvA moet deze handschoen oppakken, vinden de onderzoekers. ‘Sterker nog, hierin ligt een enorme taak voor het hbo’, meent Nieuwelink.
‘Niet alleen omdat wij leraren, sociaal werkers en allerlei andere professionals opleiden die straks zelf met jongeren aan de slag gaan. Ook omdat er volgens mij een grote behoefte is onder studenten om het met elkaar te hebben over zulke kwesties.’
Startschot voor dialoog
Zou dat een idee zijn? Een startschot voor zo’n soort gesprek is al wel gegeven. Eind 2023 liepen de emoties over het Israël-Palestina conflict ook op de campus van de HvA hoog op. Medewerkers en studenten wilden het erover hebben, ook over wat de rol van de HvA moet zijn in het conflict. Na enig aandringen - een petitie gaat rond - komt het ervan.
HvA wil dialoog over Israël-Gaza en andere onderwerpen de komende tijd verder vormgeven
Nieuwelink: ‘Maar mensen ervoeren die eerste bijeenkomst lang niet altijd als veilig. Kun je nagaan: in een klas op de middelbare school, waar de leerlingen elkaar goed kennen, is het al lastig een goed gesprek te voeren over iets dat zo gevoelig ligt. Hier zaten opeens allerlei studenten en medewerkers die elkaar niet kenden in één ruimte met elkaar, en lagen de standpunten ver uiteen.’
De HvA wil er wel mee door. Hoe je zulke gesprekken op de campus insteekt, daar wordt nu aan gewerkt. Het Centre of Expertise Urban Education van de HvA moet gaan onderzoeken hoe de ‘dialoog’ over Israël-Gaza (en mogelijk ook andere onderwerpen) de komende tijd verder vorm krijgt. Een langere serie gesprekken, dus: op naar een minder gepolariseerde HvA.
‘En dat moet ook’, denkt Nieuwelink. ‘Het hbo mag deze taak nog veel serieuzer nemen. Ook omdat het iets van een intellectueel klimaat toont. Dat je als hogeschool laat zien: wij voeren het debat met elkaar. Juist over kwesties waarbij het antwoord lang niet zo eenvoudig is als het lijkt.’
Dit artikel verscheen ook in ons nieuwe papieren magazine, dat HvanA tijdens de introweek lanceerde. Je vindt het magazine hier of op alle campussen van de HvA.