‘De zogenaamde kloof tussen stad en platteland zie ik regelmatig in mijn klas terug’
Jacob Eikelboom schrijft elke twee weken een column over het verwarrende leven op en rond de hogeschool. Is er sprake van een kloof tussen studenten uit de stad en de provincie? Op het eerste gezicht misschien wel, maar in de klas kun je ze dichter bij elkaar brengen, denkt Jacob.
Wanneer ik een groep studenten lesgeef die ik nog niet ken, dan klets ik eerst een half uurtje over alles wat niets met het vak te maken heeft. Zo vraag ik wie het langst heeft moeten reizen om bij het college aanwezig te zijn. Meestal denkt een student uit Geuzenveld of Osdorp dat hij of zij diegene is.
Het is ook een hele tour van West naar Oost, krijgt de klas dan te horen. Met de tram en dan met de metro en dan ook nog lopen. Pfff. Het is wel even schrikken als blijkt dat een studiegenoot nog eerder de deur uit stapt, vervolgens moet fietsen om bij een bushalte te komen, waar de bus maar een keer per uur gaat. Daarna volgt ook nog een treinreis en een metroritje, om zo na meer dan anderhalf uur op de Amstelcampus aanwezig te zijn. Op tijd.
De overige reisverhalen en -frustraties volgen vanzelf. Zo leer je elkaar kennen. De wereld van een Amsterdammer blijkt soms een stuk kleiner dan die van iemand uit de provincie. Klagen over een volle tram of één die te laat is, valt in het niet bij een fietstocht met tegenwind en regen door de Noord-Hollandse polder.
Studenten uit de stad en provincie gaan geregeld gescheiden van elkaar zitten, toch weiger ik van een kloof te spreken
Het verschil tussen studenten uit de stad en de provincie zie ik niet alleen terug in verhalen over de hun reis naar de HvA, maar ook fysiek. Regelmatig tref ik een stad-provinciesegregatie in mijn lokaal. Vrijwillig gaan studenten uit Amsterdam en buiten Amsterdam van elkaar gescheiden zitten. De plek waar je woont is overigens niet de enige grond waarop studenten bij elkaar kruipen. Afkomst, religie en gender doen het ook goed. Onbekend lijkt onbemind.
Toch weiger ik van een kloof tussen Amsterdam en de provincie te spreken, iets wat ik luie politici en opiniemakers elkaar nogal eens na hoor kakelen. Ik noem het liever de overkant van de straat. Je hoeft namelijk maar een klein stapje te zetten om de verschillen te overbruggen. Een kloof die er wel blijkt te zijn, is die tussen Amsterdammers onderling, zo las ik in een recent onderzoek.
Dat jongeren uit Amsterdam weinig anders zijn dan hun leeftijdsgenoten uit de provincie blijkt uit een tweejaarlijks onderzoek naar het welzijn van jongeren, uitgevoerd door de GGD. Het onderzoek legt de uitkomsten van Amsterdam naast de cijfers van heel Nederland. En wat blijkt? De verschillen zijn minimaal, hooguit enkele procenten. Van een kloof is zeker geen sprake. Amsterdamse jongeren zijn over het algemeen iets ongelukkiger, eenzamer en depressiever dan jongeren buiten de stad, maar ze zijn wel iets optimistischer over de toekomst. Alleen bij middelengebruik zijn de verschillen groot: Amsterdammers blowen meer, jongeren in de rest van het land drinken meer.
De grote verrassing zit hem niet in de verschillen tussen Amsterdam en provincie, maar in de kloof in de stad zelf. Er is in het onderzoek ook gekeken naar uitkomsten per stadsdeel in de hoofdstad. Die verschillen zijn soms enorm, groter dan de verschillen tussen Amsterdam en de provincie. Een paar opvallende uitkomsten: in Zuidoost hebben jongeren een keer zo vaak te maken met huiselijk geweld en met seksueel ongewenst gedrag dan jongeren die opgroeien in stadsdeel Centrum. In Zuidoost slapen jongeren ook een stuk slechter dan elders in de stad. In het Centrum zijn jongeren veel eenzamer dan in Nieuw-West. Tegelijk zijn jongeren daar het minst tolerant tegenover homoseksualiteit: 54 procent van de ondervraagden in Nieuw-West moet niets van homo’s hebben, tegenover 18 procent van hun leeftijdsgenoten in het centrum. Dat heet een kloof, in dit geval een tolerantiekloof.
Een gay student uit Nieuw-West voelt misschien wel veel meer verwantschap met een vrijdenker uit Ermelo
Er zijn binnen de stad ook voldoende overeenkomsten over leuke en minder leuke onderwerpen. Ongeacht de plek waar je in Amsterdam geboren of opgegroeid bent, geeft een overgrote meerderheid van de jongeren aan voldoende weerbaar en veerkrachtig te zijn. Als het gaat om stress, psychische klachten of eenzaamheid. Dan maakt het ook weinig verschil of je in Zuidoost, Zuid, West of Noord woont. Die cijfers zijn helaas zorgelijk hoog. Helaas wijken die cijfers ook niet af van de landelijk trend. Ook jongeren uit de Beemster, de Veluwe of de Bollenstreek hebben last van mentale klachten. Van een kloof is er helaas geen sprake, de cijfers zijn overal slecht.
De fysieke segregatie die ik regelmatig in mijn lokaal zie, zegt uiteindelijk weinig. Een eenzame student uit Opperdoes voelt zich misschien meer begrepen door een student uit Amsterdam Centrum of slaapt net zo slecht als een student uit Zuidoost, terwijl een gay student uit Nieuw-West misschien meer aansluiting vindt bij een vrijdenker uit Ermelo. Niets is wat het lijkt, als je even je best doet de ander te zien en te horen.
Meer dan ooit ga ik in mijn lessen inzetten op het vertellen, delen en horen van verhalen. Verhalen die ons mens maken en die alle verschillen doen verdwijnen. Zo kom je makkelijker aan de andere kant van de straat. En wie weet, voelt iemand door die verbinding met de ander zich net iets meer gezien, net iets minder eenzaam en net iets sterker.