Julia Juicht – en drukt eerstejaars op het hart: thuis wonen is zo slecht nog niet
Vanuit Noord-Brabant ging Julia Kroonen (22) de afgelopen vier jaar naar de HvA, treinend vanuit het gezellige zuiden naar de Amstelcampus. Maar aarden in Amsterdam is haar al die jaren nooit echt gelukt. Nee, Julia's hart ligt nog altijd thuis. In Brabant.
‘Ga je helemaal in Amsterdam wonen?! Dan moet je op kamers’, zeiden veel mensen uit mijn omgeving. Mijn ouders waren erop tegen, want de huurprijzen waren er zo hoog. Ik moest een keuze maken, de keus waar vrijwel iedere student voor staat: op kamers of niet?
Na mijn eerste half jaar studeren besloot ik tijdelijk te gaan wonen in Amstelveen. Lekker dichtbij Amsterdam. Leek me handig, hoewel ik maar een paar uur per week op school hoefde te zijn. Ik betaalde ongeveer vierhonderdvijftig euro aan huur. Nog goedkoop, wellicht, maar achteraf bleken het honderden verspilde euro’s. Ik wist namelijk niet hoe gauw ik weer terug naar Brabant moest racen.
Ik had veertien huisgenoten: best moeilijk om met zo veel mensen te connecten
Een week voor vertrek kreeg ik van mijn moeder een spoedcursus koken. Achteraf gezien was dat het eerste signaal dat ik thuis had moeten blijven wonen. Want hoe weet je of een schnitzel gaar is? En in welke volgorde kook je, zodat je qua timing precies goed uitkomt? Nu allemaal ultra-logisch, maar destijds was het me één groot raadsel. Toen ik op kamers ging, werden de maaltijden dus die schnitzel, kant en klare salades, magnetronzooi en restjes van mijn ouders.
Het tweede signaal was mijn onzekerheid. Ik had veertien huisgenoten: het was moeilijk om met zo veel mensen te connecten. Dat maakte me zo onzeker, dat ik alles perfect probeerde te doen in huis.Nadat ik een verbrande hamburger had gebakken, ging ik bijvoorbeeld meteen afwassen. Zo stonden mijn spullen nooit in de weg. Het gevolg: mijn hamburger was tegen die tijd lekker lauw.
Ondertussen verrotte ik in die kamer. Ik had veel vrije tijd, maar mijn pasgemaakte vriendinnen woonden niet in Amsterdam. Ik belde mijn broer. ‘Ga je toch lekker sporten, of zo?’, gaf hij als tip. Sporten? Sporten?! Daar had ik al helemaal geen zin in.
Gelukkig zat het er na twee maanden op. Ik racete terug naar huis en bleef daar vervolgens tweeënhalf jaar. Reizen bleek helemaal niet vervelend als je een boek meenam en onderweg een cappuccino scoorde. Mijn studententijd leed er niet onder: mijn vrienden woonden toch niet in Amsterdam. Ik ging pas op kamers toen ik er klaar voor was. In Brabant, welteverstaan, want ik zag nog steeds de noodzaak niet om in Amsterdam te wonen.
Sta je voor het dilemma om op kamers te gaan? Vraag jezelf af of je er klaar voor bent
Ik wil maar zeggen: sta je voor het dilemma om op kamers te gaan, vraag jezelf dan af of je er klaar voor bent. Weet je hoe je nasi op tafel zet? Heb je ernaast nog genoeg geld om naar het terras te gaan? En natuurlijk: wil je het ook echt? Vergeet niet: je moet óók ineens het huishouden doen. Zelf zit ik liever in bed te Netflixen.
Mijn twee huisgenoten zijn geen feestbeesten, maar dat is niet erg. Als ik wil feesten, kan ik door de bespaarde vierhonderdvijftig euro prima naar de kroeg. Daar geef ik zorgeloos een rondje. Proost, op het thuiswonen!
Deze column verscheen ook in ons nieuwste papieren magazine. Wil je het hele magazine lezen? Vind het magazine hier of op een van de campussen.