Raúl rommelt – en wordt verdreven uit het paradijs
Raúl Inzaurralde is SIS-specialist op de HvA. Naast die zeer opgeruimde kantoorbaan rommelt hij wat aan in het leven en daarover schrijft hij voor HvanA. Deze week voelt hij het einde der tijden naderen.
Op die paar dagen dat het opeens ontzettend warm is in Amsterdam, ga ik altijd tegen mijn favoriete boom aan zitten in het park. De boom lijkt meer op een voorstelling van een boom dan op een echte boom, en daarom is het mijn favoriete boom. Het had een plaatje van een boom kunnen zijn, het logo van een bedrijf, of de boom van Adam en Eva, maar hij staat hier in het park en biedt mij ruggesteun. Aan de voet van de boom groeien geen weerbarstige wortels, maar ligt een uitnodigend bedje mos. Het verbaast mij elke keer weer dat niemand gebruik maakt van deze idyllische zitplek, alsof er een vloek op heerst.
Vloek of niet; bij de boom krijg ik altijd bezoek van Antje. Ik hoor haar scootmobiel al van achteren naderen. Zij komt naast mij tot stilstand en zegt: ‘Goedendag, Raúl, hoe gaat het met je?’ Soms zie ik Antje jaren achtereen niet, omdat er dan geen hittegolven zijn of ik op vakantie ben, maar zij onthoudt altijd mijn naam. ‘Hoi Antje!’, antwoord ik, ‘het gaat goed met mij, want het is een mooie dag en ik ben blij je weer te zien.’ ‘Oh Raúl’, zegt Antje, ‘ik ben zo blij om te horen dat het goed met je gaat. Het is inderdaad een wonderschone dag. Zo zal het voor eeuwig zijn in het hemels koninkrijk.’
‘Antje heeft mij vaker verteld over het naderende einde der tijden’
Die laatste zin verbaast mij niet, want Antje heeft mij vaker verteld over het naderende einde der tijden. Ze heeft een hele rustige manier van spreken en doet dit alleen in volzinnen. Eigenlijk klinkt ze als een audioboek. Ze heeft haar favoriete boek ook altijd bij zich, in het mandje van haar scootmobiel. Soms vraagt Antje mij om haar voor te lezen uit haar favoriete boek en dan luistert ze met gesloten ogen.
Ik sla het boek open op de pagina die zij mij heeft gewezen en begin te lezen. Ik lees over hoe er pandemieën en oorlogen zullen uitbreken, hoe talrijke valse profeten de mensheid zullen misleiden, en hoe de zon de aarde zal verduisteren. Ik lees ook hoe de engelen alleen de goede mensen zullen redden. Precies op dat moment valt er een schaduw over onze paradijselijke setting. Donkere wolken verzamelen zich en in de verte klinkt gedonder. Antje opent haar ogen en zegt: ‘Er is onweer op komst’. Na mij hartelijk te bedanken, racet ze met haar scootmobiel naar huis.
Onderweg naar huis vraag ik mij af: ‘Stel dat de hel echt losbreekt, zou Antje mij dan komen halen? Ben ik goed genoeg voor haar hemelse koninkrijk? Of zal ze ook dan met gierende banden op haar scootmobiel achter de horizon verdwijnen?’ Wil ik op tijd mijn zonden overdacht hebben, dan kan ik maar beter halsoverkop naar huis, mijn agenda openslaan en bezinning inplannen.