Julia juicht – en overnacht misschien alleen op straat in Amsterdam
Vanuit Noord-Brabant gaat Julia Kroonen (21) voor het derde jaar naar de HvA om te studeren. Terug naar de grote stad, na een lange tijd achter de laptop in haar slaapkamer; Julia schrijft het allemaal op. Deze week over een feestje in de verborgen stadsoase van Amsterdam.
Huilend stond ik ’s nachts in Amsterdam-West. Mijn hersenen waren de draad kwijt van de hoeveelheid wijn die ik mezelf had toegediend. Vanavond slaap ik – een kwetsbaar meisje van 21 – op straat. Word ik morgen nog levend wakker?
Het was mijn eerste keer stappen in Amsterdam. Mijn vrienden hadden een ‘verborgen stadsoase aan de voet van Station Sloterdijk’ voorgesteld. Terras van de Nacht heet het. Alleen al bij het woord ‘verborgen stadsoase’ werd ik enthousiast. Want zoiets heb je niet in een uitgestorven gat als Liempde. Het terras was omringd met strandzand. Er was ook een tafeltennistafel, fotograaf en je kon meedoen met de bingo. En toen de dj kwam, danste ik de longen uit mijn lijf.
Jammer was dat ik om half 12 de laatste trein terug naar mijn Brabantse hol moest nemen. Ik verliet het terras en stond meteen voor een raadsel: het metrostation was ineens verdwenen. Hoe kan dat nou, vroeg ik me met mijn dronken kop af. Straat in, straat uit: ik kreeg de weg niet gevonden. Voor ik het wist was mijn laatste trein vertrokken.
Wat kan ik het beste doen nu ik niet meer thuiskom? Huilen en krijsen natuurlijk. En dingen schreeuwen als ‘O mijn god, nee!’ gevolgd door ‘Oh nee, oh nee, oh nee!’ Dat had resultaat: er kwamen auto’s op mij af met mensen die vroegen of ze mij konden helpen. Maar ja, wie weet waren dat verkrachters of zo. Ik stap niet bij vreemden in! Ik negeerde al deze behulpzame mensen direct. ‘Nou ja, dan niet hè’, hoorde ik ze stuk voor stuk roepen.
‘In die koude straat was ook nog eens geen echte slaapplek te vinden waarvan ik dacht: nou, vooruit’
In die koude straat was ook nog eens geen echte slaapplek te vinden waarvan ik dacht: nou, vooruit. Alleen een stoep, of gewoon ‘de weg’. Ik werd jaloers op zwervers: zij hadden nog een slaapzak, ik stond hier kou te lijden. En zij weten natuurlijk precies waar het wel en niet slim is om te overnachten. Kon ik hen niet bellen?
Hoe dan ook: deze situatie was levensbedreigend en dus vond ik dat ik een beveiliger nodig had. Die stond bij de ingang van het terras. ‘Rot alsjeblieft op, echt serieus’, kreeg ik terug. Wie doet er nou zó onaardig tegen een jong meisje dat alleen over straat zwerft? Ook even om gejankt. Toen toch besloten mijn vrienden te bellen. Om te vertellen dat die bewaker zo gemeen was.
Zij waren gelukkig wel bezorgd en hebben me via de metro naar het huisadres van een van hen gestuurd, hij woont in Amsterdam. Bij aankomst bleek dat de anderen het ook niet gelukt was de laatste trein te halen. Dat voelde toch wel fijn.
Het slaapfeestje dat volgde was zo gezellig dat ik achteraf toch blij terugkijk op mijn zwerveravontuur. Maar de volgende keer ga ik toch voor een trein eerder.