Droombaan: Amber wil verhalen vertellen
Wat wil je later worden? Die vraag leek als kind nog ver weg, maar straks ga je toch echt aan de slag. In Droombaan krijgen studenten een podium om te pitchen waarom zij dé kandidaat zijn voor die ene baan. Dit keer: Amber Kooijmans (21), die verhalenverteller wil worden.
Wat is jouw droombaan?
‘Ik wil graag verhalen bedenken, in welke vorm dan ook. Bijvoorbeeld scripts voor kindervoorstellingen, fictieverhalen, of een kinderboek. Ik wil verhalen tot leven laten komen en ze zo opschrijven dat je het voor je ziet, ze zo vertellen dat je het gelooft. Het allerleukst vind ik om alles rond zo’n verhaal te doen, niet alleen het schrijven, maar ook bijvoorbeeld in het verhaal spelen en nadenken over hoe het gefilmd of geregisseerd kan worden.’
‘Ik zou het liefst op projectbasis willen werken, zodat ik veel verschillende dingen kan doen. Die afwisseling maakt het voor mij leuk en uitdagend.’
Naam: Amber Kooijmans
Leeftijd: 21
Opleiding: Creative Business
Werkervaring: kinderentertainment bij Kinderpretpark Julianatoren (acteur en scriptschrijver) en bij Stichting Lach voor een Dag (lakei), tekstschrijver bij Loesje
Hobby’s: saxofoon spelen, schrijven, reizen, sporten
Uniek kenmerk: Ik heb een grote fantasie en belevingswereld.
Hoe lang heb je deze droom al?
‘Van jongs af aan vind ik het al leuk om verhalen te schrijven. Als kind maakte ik verhaaltjes over mijn ideale droomwereld. Dan bedacht ik hoe ik zou willen dat dingen waren: hoe mijn kamer eruitzag, met een stapelbed bijvoorbeeld. En dat er hondjes rondliepen. In mijn verhalen mocht ik ook op paardrijles, dat kon niet in het echt omdat het een dure sport was. Maar door deze droomwereld te creëren vond ik toch een manier om paard te rijden. En als ik een opstel moest schrijven voor school dan nam ik dat bloedserieus en was ik heel perfectionistisch. Want ik heb het geschreven, dus moet het wel leuk en goed zijn.’
Waarom ben jij geschikt voor deze baan?
‘Ik ben goed in observeren en heb oog voor detail. Daardoor kan ik dingen goed beschrijven. Ik gebruik veel bijvoeglijke naamwoorden in een tekst, zodat je er echt “bij” kunt zijn en het voor je kunt zien. En ik hoor ook best wel vaak dat ik talent heb en leuk schrijf. Daarnaast ben ik creatief en heb een grote fantasie: ik kan verschillende verhaallijnen snel voor me zien en uitschrijven. Tijdens mijn stage bij Kinderpretpark Julianatoren heb ik bijvoorbeeld binnen een maand ongeveer veertig korte scripts voor een kinderserie verzonnen.’
Denk je dat je iets aan je studie gaat hebben?
‘Zeker. Vorig jaar heb ik het vak Storytelling gehad. Daar leer je wat ervoor nodig is om een goed verhaal te maken. En dat het verstandig is om niet meteen te beginnen met schrijven, maar eerst na te denken over de reden waarom je het verhaal schrijft. Bij een goed verhaal gaat het om een conflict, iets wat de hoofdpersoon tegenhoudt om een doel te bereiken. Dat kan een emotie zijn of een persoon. Als je dat bedenkt en uitschrijft, heb je een goede opzet.’
Wat heb je geleerd van eerdere baantjes?
‘Ik heb stage gelopen bij Loesje, daar schreef ik Loesje-teksten en mocht ik workshops geven hierover. Het was heel cool dat ik dat mocht doen en het heeft me zelfverzekerder gemaakt. Bij Loesje zaten we vaak met z’n allen om de tafel en gaven we blaadjes aan elkaar door om elkaars tekstjes aan te vullen. Ik heb hier geleerd dat goeie zinnen tijd nodig hebben en dat het goed is om met anderen nog eens extra na te denken over een tekst.’
‘Tijdens mijn stage heb ik geleerd hoe ik me kan inleven in de belevingswereld van kinderen van nul tot vier jaar. Ik keek daarvoor naar series waar die kinderen ook naar kijken. Bijvoorbeeld Paw Patrol of Kabouter Plop: dan lette ik op het decor en wat voor ruimtes ze gebruiken. Aanvankelijk dacht ik dat je voor zo’n doelgroep best wel lief moet zijn, dat er niet heel veel kwade dingen mochten gebeuren. Maar uit die programma’s bleek dat het juist goed is als er iemand boos op iemand werd of als er een karakter iets had gedaan wat niet mocht. Daar zat dan een wijze les in en zo leren kinderen hoe ze zoiets moeten oplossen.’
Wat is je grootste uitdaging?
‘Mijn grootste uitdaging is als ik aan iets moet beginnen wat nog niet bestaat, als er nog geen voorbeeld is. Dat is natuurlijk een leuke uitdaging, maar ook juist lastig. Je moet dan goed naar de opdrachtgever kijken, goed kijken wat ze eigenlijk willen verkopen of uitstralen en bedenken wat daar goed bij past. Dat deed ik bijvoorbeeld bij Julianatoren: die kinderserie was voor iedereen nieuw. Iedere dag dacht ik: “yes, dit is zo gaaf”, maar tegelijkertijd ook: “help, hoe ga ik dit bedenken?” Ik was heel blij dat ze daar zoveel vrijheid gaven dat ik dat zelf kon ontdekken.’