Geldzaken: Megan spaart voor een huis

26 maart 2021
Beeld:

Daniël Rommens | Megan Vermeulen

Geplaatst door
Stella Vrijmoed
Op
26 maart 2021

Studeren kost geld. Maar de ene student zit ruimer bij kas dan de ander. Hoe gaan jullie om met je centen? In de serie Geldzaken maken we de balans op. Dit keer: Megan, die van haar ouders geleerd heeft om haar boontjes zelf te doppen.

Ben jij een spaarder of een spender?

‘Een spaarder. Ik huiver een beetje voor de toekomst: het is superlastig om aan een woning te komen met die stijgende woningprijzen. Daarom wil ik zo min mogelijk studieschuld hebben en zoveel mogelijk sparen, zodat ik echt de mogelijkheid heb om een huis te kopen als ik klaar ben met studeren. Dan zit er geen studieschuld in de weg en heb ik misschien 10 procent van de koopprijs om meteen al in te leggen. De alimentatie die ik van mijn vader tot mijn 21e krijg, zet ik hiervoor apart. Ook heeft mijn moeder al een beetje voor me gespaard.’ 

 

Waar gaat het meeste geld aan op in de maand?

‘Dat is dan toch mijn huur, hoewel die niet hoog is. Ik kan hier mijn hele studententijd wonen als ik een bachelor en een master doe. Alleen als ik een PhD ga doen, zou ik naar een studio moeten verhuizen, maar dat is wel hier op Uilenstede. En daar heb ik voorrang op omdat ik hier al woon.’ 

 

‘Ik zou graag een PhD doen, want ik vind het ontzettend leuk om te studeren. Daar ben ik pas net achter. Op de middelbare school wist ik nog helemaal niet goed hoe je moest leren: dat vind ik wel jammer. Ik ga volgend jaar een minor doen waardoor ik straks geen premaster hoef te doen. Ik kan dan gelijk beginnen aan een master op de VU, waarschijnlijk Political Science. Ik wil zo lang mogelijk blijven studeren, dus wil nog lang niet de grotemensenwereld in. Ook financieel gezien zou een PhD goed uitkomen, omdat je dan dus nog een beetje aan het studeren bent, maar ook al werkt en geld verdient.’ 

 

Wat betekent geld voor jou?

‘Het maakt me niet gelukkig als persoon, maar ik weet dat het heel belangrijk is. Ik heb van mijn ouders meegekregen om zoveel mogelijk zelfvoorzienend te zijn. Mijn ouders waren best jong toen ze gingen trouwen en hebben altijd gewerkt. Toen ze zijn gescheiden, heb ik vijf jaar met mijn moeder alleen gewoond in een klein flatje. We hadden niet veel, maar ik kwam nooit te kort. Ik heb op die manier geleerd om zoveel mogelijk zelf inkomsten te hebben en niet afhankelijk te zijn. Mijn ouders maakten nooit van die grapjes als “dan ga je toch met een rijke vent trouwen?”, maar zeiden eerder: “wees zelf die rijke vent”.’