Studenten leverden hun basisbeurs in, maar kregen geen beter onderwijs
Toen in 2015 de basisbeurs verdween, zouden de miljoenen euro’s die vrijkwamen gebruikt worden voor de verbetering van het onderwijs. Maar waar dat geld gebleven is? Dat is onduidelijk, zo blijkt uit onderzoek van Folia, het journalistieke medium voor de UvA.
Het was een grote belofte in 2015: de basisbeurs, waar tot die tijd iedere student maandelijks recht op had, verdween. Maar daarvoor in de plaats zou het onderwijs beter worden, zei toenmalig minister Jet Bussemaker. Kleinschaliger, met meer ruimte voor persoonlijke aandacht. Dat is niet zo gebeurd, stelt universiteitsmedium Folia na uitgebreid onderzoek. Waar het geld dan wel is, dat is niet helemaal duidelijk. Drie vragen over de miljoenen die de afschaffing van de basisbeurs opleverde, maar die niet terug te vinden zijn.
Nu leen je natuurlijk je studiefinanciering, maar zeven jaar geleden kregen studenten maandelijks een basisbedrag van de overheid. Dat werd de basisbeurs genoemd en die bedroeg zo’n 88 euro voor thuiswonende studenten en 285 euro voor uitwonende studenten. Als je op tijd je opleiding afrondde, hoefde je het geld niet terug te betalen. Eventueel kon je extra geld bijlenen en dat werd dan je studieschuld.
Waarom is het onderwijs niet veranderd?
Dat heeft twee redenen. Aan de ene kant werd het onderwijs niet kleinschaliger, de studentenaantallen namen juist toe. Hogescholen en universiteiten doen al sinds de jaren negentig hun best om veel studenten te werven, omdat het onderwijsbudget dat ze vanuit de overheid krijgen, gekoppeld is aan het studentenaantal. Oftewel: hoe meer studenten, hoe meer geld. Maar ondanks dat er steeds meer studenten kwamen, werd het budget vanuit de overheid niet genoeg verhoogd. De verbetering van het onderwijs was met deze hoeveelheid geld gewoonweg niet mogelijk.
Het geld dat het afschaffen van de basisbeurs opbracht, was natuurlijk niet meteen beschikbaar. Hogescholen en universiteiten waren daarom bang dat er een ‘verloren generatie’ zou ontstaan: een lichting studenten die wel moest lenen, maar niet kon profiteren van het vernieuwde onderwijs. Daarom beloofden onderwijsinstanties om alvast – uit eigen portemonnee – te investeren in de beloofde onderwijsverbeteringen. Dit zijn de ‘voorinvesteringen’.
Maar uit onderzoek van Folia blijkt dit geld nauwelijks terug te vinden is. Hogescholen en universiteiten zijn nalatig in het verantwoorden van de voorinvesteringen. Daarnaast is het vaak onduidelijk of instellingen daadwerkelijk extra geld uit eigen zak in het onderwijs gestoken hebben, of dat ze eerder geplande verbeteringen hebben opgegeven als voorinversteringen.
Hogescholen en universiteiten waren bang dat er een ‘verloren generatie’ zou ontstaan
Wie is hier verantwoordelijk voor?
Toen de studiefinanciering werd stopgezet, was Jet Bussemaker minister van Onderwijs. Maar het bleek heel ingewikkeld voor haar om de consequenties goed te overzien, aldus Folia. Afspraken die ze over de voorinvesteringen maakte met hogescholen en universiteiten blijken vaag en de instellingen werden er ook niet heel streng op gecontroleerd.
Ook de medezeggenschapsradenDe medezeggenschapsraad is een groep van gekozen studenten en medewerkers die hogeschool- en universiteitsbeleid controleren. van onderwijsinstellingen kregen moeilijk grip op het dossier. Voormalige leden van studentenraden van universiteiten en hogescholen laten aan Folia weten dat ze door bestuurders nauwelijks werden betrokken. Doordat de raden ieder jaar uit andere leden bestaan, voelden ze zich ook niet goed voorbereid op moeilijke, financiële discussies.
Waar zijn deze miljoenen nu?
Inmiddels heeft het afschaffen van de basisbeurs miljoenen euro’s opgebracht. Een deel daarvan is al uitgekeerd aan hogescholen en universiteiten, maar nog altijd gaat de besteding hiervan niet zoals het ooit is bedoeld. De voorwaarde was namelijk dat hogescholen en universiteiten alleen geld zouden krijgen als zij met een plan duidelijk konden maken waar het geld aan zou worden besteed. Dat plan moet worden goedgekeurd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO).
Meer dan de helft van deze plannen – waaronder dat van de HvA – zijn afgekeurd of wachten op definitieve goedkeuring. Toch krijgen deze instellingen geld van de overheid. Demissionair minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven zei dat scholen het geld dit jaar kregen vanwege de coronacrisis, maar eerder legde ze het negatieve advies van de NVAO enkele keren naast zich neer. Doordat het niet duidelijk is welke verbeteringen er onder de voorinvesteringen vallen, en waarom onderwijsinstellingen ondanks hun afgekeurde plan toch geld krijgen, is het nauwelijks te achterhalen waar het geld van de basisbeurs precies gebleven is.