Julia juicht - Hoe een gemeen lachje mijn avondje Netflix verknalde

5 maart 2020
Beeld:

Daniël Rommens

Geplaatst door
Julia Kroonen
Op
5 maart 2020

Vanuit Noord-Brabant gaat Julia Kroonen (19) dit jaar voor het eerst naar de HvA om te studeren. Grote stad, lange treinreis, wennen aan het studentenleven; Julia schrijft het allemaal op. Dit keer probeert ze een moordenaar op heterdaad te betrappen.

Laatst zat ik bij een van mijn oppasadresjes op de bank, toen ik ineens iets hoorde lachen. Het was een creepy lachje dat je altijd hoort als moordenaars hun slachtoffer willen gaan vermoorden. Dat wil je dus écht niet meemaken om drie uur ’s nachts in het huis van iemand anders. Meteen had ik spijt dat ik ooit aan dit baantje begonnen was.

 

(De column liever luisteren? Klik dan op de link hieronder. Tekst loopt door onder audiofragment.)

Normaal kruip ik bij het horen van een eng geluid meteen onder de dekens, maar nu stond ik op om het hele huis te doorzoeken. Het zal me maar gebeuren dat de kinderen ontvoerd worden terwijl ik rustig chips zit te eten, dan kom ik al helemaal nooit meer aan een baan. Ik vond de dader niet: dan zal het wel niks zijn, dacht ik. En zo liep ik maar weer terug naar de bank.

 

Toen ik net ging zitten, hoorde ik weer zo’n giechel. Alsof iemand op me zat te wachten. Mijn hart was inmiddels zo hard aan het bonken dat ik versteld stond dat hij nog in mijn borstkas zat. Het lachje leidde me naar de speelkamer (dat klinkt al niet goed). Ik ramde de deur met mijn voet open zodat ik de potentiële moordenaar meteen in zijn gezicht kon trappen (goede voorbereiding is het halve werk). Helaas stond daar niemand.

In karatehouding bestudeerden we iedere hoek van de speelkamer

Dit was het moment dat ik dacht dat er geen moordenaar in huis was, maar een geest. Hoewel ik genoeg horrorfilms heb gezien over geestuitdrijvingen, zakte de moed in mijn schoenen: als zo’n exorcisme fout gaat, kom je nooit meer van die geest af. Ik besloot mijn moeder te appen dat ze per direct hierheen moest komen, voor het geval het toch om een moordenaar ging. Mijn moeder arriveerde al snel en we slopen de speelkamer opnieuw in. In karatehouding bestudeerden we iedere hoek van de kamer. Tot er iets in de kast begon te giechelen.

 

Hebbes! Met veel agressie trok ik de kast open waar ik de dader zag liggen: een lachsmiley van een spaaractie van Albert Heijn die bij aanraking afgaat. Zelfs na mijn ontslag als kassière weet Albert Heijn me nog achterna te zitten. Meteen weggegooid dat speeltje, al was het mysterie daarmee nog niet opgelost. Nu restte natuurlijk nog de vraag hoe dat ding af kon gaan terwijl het rustig in de kast lag?

 

Tja, oppassen gaat niet alleen maar over chips en Netflix. Je zit daar in een gigantisch huis met nul komma nul zicht op wat er zich verder allemaal afspeelt: je moet alles in de gaten houden. En terwijl jij in de woonkamer zit te chillen, kan er gewoon iemand inbreken via de achterdeur. Natuurlijk gebeurt dat niet vaak, maar even voor de oppassers onder ons: je gaat me nu niet vertellen dat jij nog nóóit een raar of eng geluid hebt gehoord waarvan je een driedubbele hartaanval hebt gekregen. Gelukkig kwamen de ouders redelijk snel na het incident thuis, zodat ik weg kon rennen. En ik heb nooit meer een voet in dat huis gezet.