Onoverwinnelijk je comfortzone uit: lessen van Arnon Grunberg

14 juni 2019
Beeld:

Esra Can

Geplaatst door
Kyrie Stuij
Op
14 juni 2019

Geef je over aan een woedende man met honkbalknuppel, bezoek eens een oorlogsgebied of slaap een nachtje in een gesloten inrichting. Althans, zo kruipt schrijver Arnon Grunberg uit zijn comfortzone. Op de HvA ging hij hierover in gesprek met een aantal studenten. 

Als bekroond schrijver van bestsellers (Fantoompijn, Tirza, Moedervlekken) en columnist van de Volkskrant weet Arnon Grunburg al gauw volle zalen te trekken. Het moet daarom even wennen zijn geweest, toen Grunberg de zaal in liep en nog geen tien studenten – de een uitgezakt met zijn armen over elkaar, de ander verstopt onder zijn hoodie –  zag zitten. 

 

De grootte van de groep wordt iets opgekrikt door een handjevol docenten, een meegebrachte vader en Grunbergs grootste fan: Martin Haring (docent Ondernemerschap) – ook de organisator van de bijeenkomst. Het bezoek van Grunberg is een wederdienst voor Haring, die recent de tekst ‘Wat smaakt er heerlijker dan de laatste zonde’ op de binnenkant van zijn arm heeft laten tatoeëren: een zin uit het werk van Grunberg.

Beeld: Beeld: Esra Can | Arnon Grunberg (links) en Martin Haring (rechts)

Dragers van tekst

De schrijver leidt namelijk een project waarin hij mensen transformeert tot ‘dragers van tekst’. Haring is een van die dragers. De hoop is dat de levende boeken mensen inspireren om meer te gaan lezen. Uiteindelijk komt er een expositie met de negen vleesgeworden fragmenten uit verhalen. 

 

‘Ik ben nieuwsgierig naar wat mensen beweegt en kom hier voor een dialoog,’ zegt Grunberg vriendelijk. Maar de studenten van de minor Creativiteit & Innovatie zijn vergeten hun vragen voor te bereiden, en lijken er ook niet zo van gecharmeerd dat de schrijver een half uur te laat is vanwege drukte in het verkeer. 

 

De kritische blik in de ogen van een aantal studenten verzacht iets, wanneer Grunberg een persoonlijk verhaal deelt. ‘Ik werd bedreigd door een boomlange man met een honkbalknuppel. Hij dacht dat ik iets met zijn vriendin had gedaan. We stonden in een kleine kamer op een hoge etage, waardoor ik niet uit het raam kon springen. Ik vreesde voor mijn leven. Mijn enige poging tot redding zag ik in het klein maken van mezelf. Ik zette mijn bril af en kroop letterlijk ineen – als een hond. Iets wat door sommige mensen misschien als vernederend wordt gezien, maar het liet mij me onoverwinnelijk voelen. Ik leefde nog en was er zonder kleerscheuren vanaf gekomen.’

‘Maar, had u nou wat gedaan met die vrouw of niet?’

‘Maar, had u nou wat gedaan met die vrouw of niet?’ De vraag van student Alain doorsnijdt de stilte en leidt tot gegniffel. ‘Ja. Maar dat is voor mij geen reden om iemand dood te willen slaan,’ reageert Grunberg. Volgens Alain was dat vast ook niet gebeurd. ‘Ah, paar corrigerende tikjes,’ vult een medestudent aan. Grunbergs interesse is gewekt. ‘Zouden jullie overgaan tot fysiek geweld als je geliefde iets met een ander doet?’ ‘Nou ja, als ik heel eerlijk ben,’ zegt student Medi, ‘zou ik ze misschien wel allebei mishandelen. Uit emotie, snap je. Maar als je dan later in de rechtzaal zit, denk je ‘‘had ik dat maar niet gedaan’’.’ 

 

Zijn opmerking brengt Grunberg op een citaat uit de Bijbel, dat hem altijd is bijgebleven: ‘‘Beter een levende hond dan een dode leeuw’’.  

 

Uitdagen

Haring heeft de afgelopen periode de studenten uitgedaagd om uit hun comfortzone te treden. Een van de studenten heeft een dierenasiel bezocht, terwijl ze doodsbang is voor honden. Een ander droeg zijn schoolopdracht, een reusachtige kartonnen pop, de metro in. ‘Toch wel awkward als je normaal gewoon op je telefoon zit en met niemand hoeft te praten.’ 

 

Grunberg staat bekend om het opzoeken van uitdagingen. Zo is hij twee keer met het leger in oorlogsgebieden geweest, bezocht hij een slachthuis en verbleef hij als experiment in een psychiatrische inrichting. Deze ervaringen leerden hem dat mensen, ondanks de oordelen die ze over elkaar hebben, meer op elkaar lijken dan ze denken.

 

Hij sluit af met een pleidooi om te blijven proberen. ‘Ergens in mislukken is niet erg. Er ligt een taboe op niet slagen. Maar als we bang zijn om te mislukken, worden we ook bang om te proberen.’