Onderzoek: Hoe ons taalgebruik de kijk op vluchtelingen beïnvloedt
‘Betalen’, ‘toetsen’ en ‘bewijzen’. Deze woorden komen het vaakst voor in teksten die vluchtelingen krijgen van de overheid. Nadine Blankvoort analyseert de (verborgen) boodschappen achter deze woordkeuze.
‘Welkom in Nederland’. Dat is misschien wel de enige warme boodschap in overheidsteksten die zijn gericht op migranten en vluchtelingen. Dat ontdekte HvA-onderzoeker Nadine Blankvoort (Ergotherapie), die een jaar lang door pamfletten, brochures, toetsen en lesmateriaal voor de inburgering bladerde.
‘Goede integratie’
In haar promotieonderzoek – voor de HvA en de Universiteit Maastricht – onderzoekt ze het (beeld)taalgebruik in inburgeringsprogramma’s. Hoe is ‘goede integratie’ omschreven, en wat moeten mensen doen om opgenomen te worden in de Nederlandse maatschappij?
Blankvoort is nog volop bezig met haar onderzoek, maar het onderwerp bezorgde haar tussentijds al een plek op het podium van TedX in Maastricht. In haar presentatie, getiteld ‘Waarom ben jij een expat en ik een crimineel?’, vertelt ze over het moeilijk haalbare inburgeringstraject in Nederland.
De teksten gaan vaak uit van een probleem, vertelt Blankvoort. ‘De vluchteling is dan wel in Nederland, maar hij is zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering. Hij moet op tijd komen, bij de lessen aanwezig zijn, toetsen halen en anders krijgt hij een boete.’
Zelf doen
De migrant of vluchteling moet het dus vooral zélf doen en geen steun verwachten van de overheid. Een contrast met bijvoorbeeld een land als Canada, waar Blankvoort woonde voordat ze vijf jaar geleden naar Nederland verhuisde. Daar stimuleren de teksten vluchtelingen bijvoorbeeld om vrienden te maken met de lokale bevolking.
‘Canada heeft een compleet tegenovergesteld integratiebeleid als Nederland. Deze landen zijn daarom niet te vergelijken. Maar het verschil in communicatie is opvallend. Binnen Europa lijkt het taalgebruik meer op elkaar, hoewel Nederland hierin extreem is. Landen die een strenger integratiebeleid willen, kijken daarom naar Nederland als voorbeeld.’
Naast de eigen verantwoordelijkheid van de vluchteling of migrant ligt de nadruk in de overheidsteksten vaak ook op “dé Nederlander”, ziet Blankvoort. ‘Het is opmerkelijk hoe zwart-wit Nederlanders worden omschreven. Er staat bijvoorbeeld dat Nederlanders houden van een goed gesprek, aardig zijn voor hun buurtgenoten, doordeweeks hard werken en in het weekend uitrusten.’
‘De woordkeuze suggereert dat de vluchteling geen burger is totdat alle toetsen zijn behaald’
Gesprek
Het is nog niet bekend welk effect dit taalgebruik heeft. Blankvoort gaat nog in gesprek met een onderzoeksgroep van vluchtelingen, Nederlandse inwoners en overheidsmedewerkers om de interpretatie te onderzoeken.
Blankvoort wil de bewust en onbewuste boodschappen in deze teksten blootleggen. ‘De woordkeuze die nu wordt gebruikt, suggereert dat vluchtelingen en migranten geen burgers zijn totdat alle toetsen zijn behaald. De communicatie lijkt voort te komen uit angst en gaat er eigenlijk vanuit dat iemand schuldig is totdat het tegendeel bewezen is. De vraag is of dit goed is voor de integratie, of dat het juist afstand creëert tussen Nederlanders en de nieuwkomers.’