Onder de Amstelcampus ligt een oorlogsverhaal: ‘Hoorde je “razzia!” dan was je weg’
Stadsarchief Amsterdam
Kolen zoeken op het terrein bij de Wibautstraat
Wie nu over de Wibautstraat loopt, ziet een bruisende straat vol studenten. Maar tachtig jaar geleden, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, was het terrein van de huidige HvA-gebouwen een kale vlakte met een geheim onder de grond: kolengruis. HvanA blikt terug met Ruurd Kooiman, een van de kinderen die kolen raapten om de winter door te komen.
‘Met een lepel in mijn kontzak ging ik op pad om kolen te verzamelen’, zegt Ruurd Kooiman (89). Kooiman was een van de Amsterdammers die tijdens de Tweede Wereldoorlog naar kolen zochten op het veld dat nu de Amstelcampus is. Hij kan zich de oorlogsjaren nog goed herinneren.
Kooiman beschrijft de plek waar studenten tegenwoordig naar hun lessen gaan als een zwarte vlakte. ‘Het was een mengelmoes van bergjes, kuilen en kapotgeslagen grond, waar kinderen als ik naar kolen groeven om hun huizen warm te houden. Het stond vol met pikhouwelen, scheppen en zeven. Het was een wild land geworden.’
De kolen waren overblijfselen van de oude locomotievenloods van het Weesperpoortstation dat tot 1939 in gebruik was. Waar toen de treinen werden bevoorraad, zocht Kooiman als achtjarige jongen tijdens de oorlog naar brandstof.
Kooiman werd in 1935 geboren in Amsterdam en verhuisde in 1943 naar de Reitzstraat in de Joodse Transvaalbuurt, op een steenworp afstand van waar nu het Muller-Lulofshuis staat.
Beeld: Tessel Bruns | Ruurd Kooiman
‘We gingen wonen in een huis waar Joodse mensen hadden gewoond. Op een etage boven ons woonde een NSB’er. Zelf ben ik niet Joods, maar de meeste van onze buren waren dat wel’, vertelt hij.
‘We speelden elke dag met elkaar, en ineens was hij weg’
‘De Duitsers kwamen ’s nachts met auto’s, zoeklichten en geschreeuw om de Joden uit hun huizen te halen. Ze werden naar het Muiderpoortstation gebracht en van daaruit gingen ze naar Westerbork. Ze namen allemaal koffers mee, ik begreep er niets van.’
Beeld: Stadsarchief Amsterdam | Kolen zoeken op het terrein bij de Wibautstraat
‘Razzia!’
Een verlegen jongetje in een korte broek op slippers. Zo beschrijft de 89-jarige Kooiman zichzelf in de oorlogsjaren. ‘Vaak had ik zwarte handen van het kolen pikken.’ Omdat er tijdens de Hongerwinter in 1944 nauwelijks brandstof was, was het voor het gezin Kooiman, net als bij vele anderen, een bittere noodzaak om creatief te zijn. ‘Ik had altijd een lepel in mijn kontzak. Daarmee kon ik naar kolen graven. De hele buurt deed dat, op het veld bij de Weesperzijde.’
Kolen rapen was niet zonder gevaar. ‘Als je iemand “Razzia!” hoorde roepen, was het rennen geblazen’, vertelt Kooiman. ‘Zodra de Duitsers dan verdwenen waren, kwamen we weer tevoorschijn.’
Maar het liep niet altijd goed af. Kooimans vriendje Levi, een Joodse jongen uit de buurt, was van de ene op de andere dag verdwenen. ‘We speelden elke dag met elkaar, en ineens was hij weg’, zegt Kooiman.
‘Ik zag hoe zijn huis werd leeggehaald met busjes van de beruchte firma Puls, het transportbedrijf dat actief meewerkte met de bezetter door de huizen van weggevoerde Joden leeg te roven. Ze brachten het meubilair, goud en antiek naar grote pakhuizen op de Wibautstraat.
Beeld: Fotocollectie Anefo | Verhuiswagen van de firma Puls
‘De Canadezen gooiden met chocolade, kauwgom en cola! Het was geweldig, ik zal het nooit vergeten’
Na het “pulsen” van Levi’s huis gingen we via het dak en een ijzeren trap naar binnen om een kijkje te nemen. Het enige wat er nog stond was een kast met daarin een trommel met lange vingers. Die hebben we toen opgegeten.’
Gedwongen toekijken
Kooimans meest indringende herinnering van de gebeurtenissen destijds stamt uit december 1944. ‘Op de Tugelaweg, vlakbij mijn huis, werden drie verzetsmensen geëxecuteerd’, vertelt hij. ‘We speelden daar toen er plots twee Duitse auto’s stopten. Nieuwsgierig als we waren, liepen we ernaartoe. Drie mannen werden uit de auto getrokken en tegen een muur gezet. We wilden weggaan, maar werden gedwongen om toe te kijken.’
Het is een herinnering die Kooiman altijd zal bijblijven. ‘Elke 4 mei denk ik weer aan dat moment,’ zegt hij. Ter nagedachtenis aan de drie mannen staat er op die plek het Buikschotmonument. Deze 4 mei ging Kooiman er weer naartoe.
Beeld: Stadsarchief Amsterdam | Bevrijding van Amsterdam, Berlagebrug
De bevrijding
‘Op 7 mei 1945 hoorde je overal dat je naar de Berlagebrug moest komen, daar zouden de Canadezen zijn,’ zegt Kooiman met een glimlach. ‘Dus wij naar de Berlagebrug, en daar was het één groot feest. Grote tanks met soldaten en jonge meiden. Mensen hingen uit het raam en iedereen zwaaide met vlaggetjes. De Canadezen gooiden met chocolade, kauwgom en cola! Het was geweldig, ik zal het nooit vergeten.’