Eenzaam, maar wel op schema: hbo’ers worstelden zich door de coronatijd heen
Studenten hebben flink te lijden gehad onder de coronacrisis, concludeert de Onderwijsinspectie in haar jaarlijkse rapport. Ze beveelt het hoger onderwijs daarom aan goed te kijken naar het nut van digitaal. Ook moet er meer aan de veiligheid van studenten gedaan worden.
Het mag geen verrassing heten: het eenzame laptop-onderwijs in het collegejaar 2020-2021 heeft hbo’ers weinig goed gedaan. Dat concludeert de Inspectie van het Onderwijs vandaag in de Staat van het Onderwijs, een jaarlijks, lijvig rapport dat beschrijft hoe het onderwijs er in het vorige collegejaar voor stond.
Vandaag presenteerde de Onderwijsinspectie de Staat van het Onderwijs. Dat is een lijvig rapport dat elk jaar verschijnt. Het beschrijft de ontwikkelingen in het hele onderwijs van 2020-’21 en brengt in kaart hoe leerlingen en studenten er in Nederland voor staan. Op basis daarvan leggen de onderzoekers uit waar de aandachtspunten voor de komende tijd liggen.
Het belangrijkste punt uit zowel het vorige als het huidige rapport is dat Nederlandse leerlingen steeds slechter leren lezen en rekenen. Dat is zorgelijk, want juist deze basisvaardigheden heeft een kind hard nodig om zich te kunnen redden in de maatschappij. Het onderwijs heeft zich veerkrachtig getoond in de coronatijd, stelt de Inspectie, maar er is meer nodig om het tij te keren: we moeten ons weer gaan focussen op de basis.
De studietevredenheid: een 6-
Want terwijl basis- en middelbare scholieren in februari 2021 deels weer naar school konden, moesten studenten nog tot eind april thuisblijven achter hun laptop. Zeker is, stelt de Inspectie dan ook vast, dat ‘studenten het meest te lijden hebben gehad onder de pandemie’. Buitengewoon veel van hen kampten met klachten als eenzaamheid, hadden achter de laptop moeite om zich te concentreren en verloren de motivatie voor hun studie.
Er kon daarom niet eens een genadezesje vanaf: studenten beoordeelden het onderwijs afgelopen collegejaar met een 6-. Dat kwam niet alleen doordat ze hun medestudenten misten, maar ook omdat het onderwijsaanbod in het hoger onderwijs ‘verschraalde.’ Opleidingen probeerden het wel, maar vaak waren er in het hbo geen goede alternatieven voor bijvoorbeeld stages of de loopbaanoriëntatie. Opvallend is overigens dat hbo’ers beduidend minder vaak tevreden waren over hun opleiding (66,2 procent) dan universiteitsstudenten (79 procent).
‘Als het hoger onderwijs gebruik wil maken van online, moet goed worden beoordeeld wat het nut ervan is’
Fysiek onderwijs onvervangbaar
Een online college, bedrijfsbezoek of excursie is het toch niet helemaal, oordeelden de meeste studenten dan ook. Ze misten de praktijk. ‘Ondanks dat docenten grote stappen hebben gezet in het vormgeven van online onderwijs, blijkt fysiek onderwijs onvervangbaar’, meldt de Inspectie daarover.
Digitaal onderwijs bood docenten en studenten wel degelijk voordelen, stelt de Inspectie vast, al hebben die vooral met tijdswinst te maken. Een online college scheelt sommige studenten een lange treinreis, bovendien is een 1-op-1-gesprek online soms veel makkelijker af te handelen. Maar duidelijk is wel dat online onderwijs veel minder werd gewaardeerd, door zowel studenten als docenten. Als het hoger onderwijs blijvend gebruik wil maken van online werkvormen, moet daarom goed beoordeeld worden wat de kwaliteit, effectiviteit en het nut daarvan is, vindt de Inspectie.
‘Studenten verloren in de coronajaren hun motivatie en concentratie, maar haalden niet minder studiepunten’
Studievoortgang niet in gevaar
Dat studenten in coronajaar 2020-2021 hun motivatie en concentratie verloren, heeft er echter niet voor gezorgd dat ze minder studiepunten binnenhaalden. Wat dat betreft gaat het goed met hbo’ers, concludeert de Inspectie, die bovendien ziet dat hbo-studenten goed in de markt liggen en dan ook snel een baan vinden. Punt van kritiek is wel dat hbo-studenten met een niet-westerse achtergrond minder snel een baan vinden dan hun westerse medestudenten.
Net als vorig jaar vielen weer minder hbo’ers uit in het eerste jaar. Bovendien halen ze relatief vaker binnen vijf jaar hun diploma. Wel geeft een derde van alle studenten aan lagere cijfers te hebben gehaald sinds het onderwijs online ging. Volgens de Inspectie gaat dat vooral om hbo’ers en hebben wo-studenten daar minder last van. Waar dat precies aan ligt, wordt uit het rapport niet duidelijk.
'Vier procent van de studenten voelt zich niet veilig genoeg om zichzelf te zijn’
Veiligheid van studenten: een nieuwe prioriteit
Er mag nog meer gedaan worden om een veilig en vertrouwd studieklimaat te garanderen, vindt de Inspectie verder. Vier procent van de bevraagde studenten voelt zich namelijk niet veilig genoeg om zichzelf te zijn, blijkt uit de enquête. ‘Dat lijkt een klein percentage’, stelt de Inspectie, ‘maar elke student zou zich veilig moeten voelen’. Ook laat vier procent van de bevraagde studenten weten weleens overschrijdend gedrag te hebben ervaren: meestal niet door andere studenten, maar door personeel. Niet iedere student voelt zich veilig genoeg om dat te melden.
Überhaupt is het studenten vaak niet duidelijk genoeg waar ze zich moeten melden bij een klacht. Bijna twee op de vijf studenten weet de weg binnen de instelling niet te vinden. Taak dus voor hoger onderwijsinstellingen zoals de HvA om erachter te komen wat studenten wel en niet weten over de klachtenprocedure, adviseert de Inspectie, zodat die maatregelen kunnen treffen om studenten hiermee bekend te maken.
Verder is cybercriminaliteit een probleem waar het hoger onderwijs steeds meer te maken krijgt, ziet de Inspectie. Neem de hack-aanvallen waar bijvoorbeeld de Universiteit van Maastricht, de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen maar ook de HvA mee te maken hebben gekregen. Cyberveiligheid moet een prioriteit van de besturen worden, vindt de Inspectie. ‘Zij dienen nog alerter te zijn op cyberincidenten en hierover het gesprek binnen en buiten de instelling te voeren.’ Het hoger onderwijs moet meer kennis gaan delen maar niet afhankelijk zijn van partijen buiten het onderwijs, zodat ze zelf de regie kan houden over haar cyberweerbaarheid.