Gymmen met kinderen uit het azc: ‘Meester, mag ik op je rug?’

12 maart 2019
Beeld:

Daniël Rommens

Geplaatst door
Heleen Gorris
Op
12 maart 2019

Vier Alo-studenten halen iedere maandagmiddag kinderen op uit het naastgelegen asielzoekerscentrum (azc) voor een gymles. Een uitje voor de kinderen, een uitdaging voor de aankomende gymdocenten. ‘Wij moeten ons als docent autoritairder opstellen.’

Zodra studenten Stefan Olijerhoek (23, Alo) en Ayo Pater (21, Alo) op het terrein van het azc in Amsterdam Nieuw-West zijn, laten een paar kinderen meteen hun fietsen vallen. 

 

Zij weten al hoe laat het is: tijd voor de wekelijkse gymles! In de gang van het centrale gebouw op het azc-terrein verzamelen zich veertien kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. Stefan komt nauwelijks boven het uitgelaten gegil uit. ‘Wie gaat zitten, krijgt van mij een high-five,’ roept hij. Dat helpt.

Beeld: Daniël Rommens | Mike (links), Stefan (midden) en Sterre (rechts) leggen de regels uit.

Als de regels zijn doorgesproken – niet voor meester Stefan uitrennen en wachten met oversteken – gaat de groep op pad. Stefan heeft een klein jongetje aan zijn hand, Ayo zwiept twee meisjes omstebeurt door de lucht. Ze gillen van vreugde. ‘Meester, mag ik op je rug?’

 

Regels

Het is de tweede keer dat vierdejaars Alo-studenten Stefan, Ayo, Sterre Goemans (21) en Mike van Rooijen (23) een gymles verzorgen voor azc-kinderen. En dat blijkt nog best een uitdaging.

‘Of je nou uit het Midden-Oosten komt of uit Europa, alle kinderen willen bewegen’

De studenten én de bedenker van het initiatief Heleen Kerkhoff (teamleider Alo) schrokken wel even toen ze de kinderen loslieten in de gymzaal. ‘We hadden hoepels, blokken en pittenzakken neergelegd om spelletjes mee te doen, maar een paar kinderen begonnen elkaar met de pittenzakken te bekogelen,’ vertelt Heleen.

 

Ayo beseft inmiddels dat hij zich als gymdocent bij deze groep autoritairder op moet stellen. ‘Bij Nederlandse kinderen kun je uiteindelijk altijd met woorden de grenzen aangeven. Deze kinderen spreken nog niet zo goed Nederlands. Zij hebben behoefte aan regels en ik moet ze soms even fysiek vasthouden en in de ogen kijken om die regels duidelijk te maken.’

Beeld: Beeld: Daniël Rommens

Van de chaos van vorige week hebben de studenten geleerd. Als alle kinderen hun schoenen uit hebben gedaan en op de bank zitten, pakt Stefan drie zandlopers van een kast. ‘Wat waren de twee regels ook alweer?’, vraagt hij. ‘Niet vechten, en als het fluitje klinkt zitten en stil zijn,’ toetert een van de kinderen door een pion. Stefan knikt en legt uit wat er gebeurt als je je er niet aan houdt. ‘Dan ga je voor straf op de bank zitten en mag je twee, drie of vijf minuten niet meer meedoen.’

 

Aandacht

De kinderen gaan uiteen in twee groepen en starten met een spelletje trefbal. Als een van de kinderen meester Ayo raakt, springt ze juichend in de lucht. ‘Kinderen hebben zo veel energie. Of je nou uit het Midden-Oosten of uit Europa komt, alle kinderen willen bewegen,’ zegt Ayo.

 

Afghanistan, Eritrea, Iran, Syrië: de kinderen hebben verschillende achtergronden, maar zijn vaak allemaal geboren in een oorlogsgebied. Heleen: ‘Je moet je bedenken dat sommigen nog nooit naar school zijn geweest. Hun eerste herinneringen zijn gekleurd door angst, op de vlucht zijn en bange ouders.’

Beeld: Beeld: Daniël Rommens | Het strafbankje met de zandlopers

Ondertussen wordt het op de strafbank steeds drukker. Twee jongens moeten even afkoelen met een zandloper. Mike gaat naast een van de jongens zitten. ‘Kon je al goed voetballen toen je in Afghanistan woonde?’, vraag hij. De jongen knikt en met twinkelende ogen begint hij te vertellen.

 

De kinderen vragen allemaal om individuele aandacht. Een bal tegen het hoofd, een pijnlijke knie of arm. Ieder kind neemt even zijn momentje alleen met een van de studenten. ‘Eigenlijk leren de studenten kinderen te negeren die op een negatieve manier aandacht vragen, maar deze kinderen hebben een iets andere behandeling nodig,’ zegt Heleen.

 

Die aandacht lijkt te hebben gewerkt. Na een laatste tikspelletje trekken alle kinderen hun schoenen aan. Het is een stuk stiller dan in het begin. ‘Volgens mij zijn ze moe,’ zegt Sterre lachend.